Winkelwagen1
Sluiten

Overheid en dierenwelzijn

Dierenwelzijn is in de eerste instantie de verantwoordelijkheid van de eigenaar of verzorger. De overheid stelt wel regels aan de omgang met dieren. Zo is er de Wet Dieren en bestaat er een apart landelijk alarmnummer voor dieren in nood en dierenmishandeling, 144.

Wat is welzijn?

Dierenwelzijn gaat over de kwaliteit van het leven van een dier. Om dit te beoordelen, zijn in 1979 'de vijf vrijheden' opgesteld door de Engelse Welzijnsraad voor Landbouwdieren. Een dier moet vrij zijn:

  • van dorst, honger en verkeerde voeding;
  • van fysiek en fysiologisch ongerief;
  • van pijn, verwondingen en ziektes;
  • van angst en chronische stress;
  • om het natuurlijke (soorteigen) gedrag te vertonen. Elke diersoort heeft zijn eigen natuurlijke gedrag. Kippen willen scharrelen, varkens hebben ruimte en gezelschap nodig, konijnen willen graven en honden ergens achteraan rennen.

Tegenwoordig voegt men daar nog wat aan toe, omdat in de definitie van Brambell alleen wordt gesproken over het ontbreken van vervelende dingen, terwijl voor een goed welzijn er ook sprake moet zijn van ‘zich goed voelen’, bijvoorbeeld door aanwezigheid van positieve dingen. De definitie die is opgesteld door universiteit Utrecht stelt dan ook:

"Een individu verkeert in een staat van welzijn als het in staat is zich actief aan te passen aan zijn levensomstandigheden en daarmee een toestand kan bereiken die het individu als positief ervaart."

Voeding, verzorging, huisvesting en behandeling zijn van grote invloed op het welzijn van dieren.

Verantwoordelijkheid houder en overheid

In de eerste instantie is de houder van een dier verantwoordelijk voor het welzijn. Dat geldt voor landbouwdieren als koeien en varkens, maar ook voor huisdieren als katten en honden. De houder moet het dier voldoende en op de juiste manier voeden, zorgen voor geschikte huisvesting die voldoet aan de behoeften van het dier (stal, hok, aquarium) en correct verzorgen wanneer het ziek is (door bijvoorbeeld een dierenarts in te schakelen).

De overheid bepaalt welke dieren gehouden mogen worden en welke randvoorwaarden er gelden voor bijvoorbeeld huisvesting, voeding en verzorging. Ook bepaalt de overheid welke ingrepen er bij dieren gedaan mogen worden. Onder ingrepen worden medische handelingen bedoeld, zoals sterilisatie van een kat, maar ook het aanbrengen van een oormerk bij een koe.

Daarnaast stimuleert de overheid vernieuwing en innovatie op het gebied van dierenwelzijn. Dat gebeurt met onderzoek naar bijvoorbeeld diervriendelijke stallen en subsidies.

Dieren worden om verschillende redenen en in verschillende omstandigheden gehouden. Daarom zijn er in de wetgeving 4 categorieën dieren benoemd met verschillende regels:

  • productiedieren (bijvoorbeeld koeien in een melkbedrijf)
  • hobbydieren (bijvoorbeeld een kleine schapenkudde die niet voor commerciële doeleinden wordt gehouden)
  • huisdieren (gezelschapsdieren, zoals een hond of kat)
  • overig (circusdieren, dierentuinendieren en proefdieren)

Wet Dieren

In Nederland was lange tijd de Gezondheids- en welzijnswet voor Dieren (GWD) de basis voor wetgeving rond omgaan met dieren en dierenwelzijn. Om het dierenwelzijn te verbeteren, is per 1 januari 2013 de nieuwe Wet Dieren in werking getreden. De Wet Dieren is een zogenaamde 'raamwet'. Dat betekent dat de wet zelf slechts een aantal basisregels stelt, maar dat met behulp van andere regelingen, zoals AMvB's (Algemene Maatregelen van Bestuur), andere zaken over dieren en dierenwelzijn geregeld kunnen worden.

Onder de Wet dieren valt een aantal besluiten en de daar weer onder vallende regelingen, zoals

  • Besluit en regeling diergeneeskundigen
  • Besluit en regeling houders van dieren
  • Besluit en regeling natuurbescherming

Een aantal bij de Wet Dieren horende besluiten of artikelen moet nog ingaan.
Enkele besluiten en regelingen vallen nog onder de oude GWD.

Besluit houders van dieren 

Dit besluit richt zich op het welzijn van gehouden dieren. Er staan bijvoorbeeld bepalingen in over welke ingrepen gedaan mogen worden bij dieren, op welke leeftijd dieren van hun moeder gescheiden mogen worden en waar men op moet letten bij huisvesting en verzorging van dieren. Ook bevat dit besluit regels voor het houden van waak- en erfhonden, voorheen geregeld in het waak- en heemhondenbesluit.

Leeftijd waarop dieren bij de moeder weg mogen

In het Besluit Houders van Dieren zijn regels vastgelegd voor de leeftijd waarop dieren van hun moeder gescheiden mogen worden. Voor hond en kat is dat net als vroeger vanaf 7 weken. Voor konijnen is de leeftijd opgetrokken naar 6 weken. Alleen wanneer jonge konijnen op het bedrijf blijven waar ze geboren zijn tot ze 6 weken oud zijn, mogen ze vanaf 4 weken bij de moeder worden weggehaald. Voor papegaaien en parkieten is de leeftijd waarop de jongen bij de moeder weg mogen per soort vastgelegd in een aparte bijlage. Enkele voorbeelden: voor de grijze roodstaartpapegaai is dat vanaf 103 dagen, de geelvoorhoofdamazone mag vanaf 89 dagen bij de moeder weg en de grasparkiet al vanaf 43 dagen.

Eisen van Vakbekwaamheid

Is er sprake van bedrijfsmatige activiteiten met huisdieren? Dan heeft u een bewijs van vakbekwaamheid nodig voor de diergroep(en) waar u mee werkt. De diergroepen worden als volgt ingedeeld: Hond & Kat, Overige zoogdieren, Vogels, Vissen, Herpeten (Reptielen en Amfibieën). Wie een bewijs van vakbekwaamheid voor vogels heeft, mag dus niet zomaar met reptielen gaan werken.
Meer informatie vindt u op de site van RVO.

Identificatie en registratie van dieren
Sinds 1 april 2013 is het verplicht honden die sinds die datum zijn geboren of geïmporteerd te chippen en registreren. Sinds 1 november 2021 is deze verplichting aangescherpt. Dit staat in hoofdstuk 3 paragraaf 4 van het besluit.

In het Besluit houders van dieren hoofdstuk 1 paragraaf 11 is bovendien ook geregeld dat bepaalde hobbydieren een oormerk of ander identificatiemiddel moeten dragen.

Overige zaken

Verdere belangrijke zaken zijn het verbod om dieren te verkopen aan personen onder de leeftijd van 16 jaar en het verbod om dieren in de etalageruimte te zetten.
Het besluit bevat bovendien de verplichting om dieren goed te socialiseren. Wie jonge dieren huisvest tijdens de gevoelige periode voor socialisatie, moet ervoor zorgen dat ze kennis kunnen maken met mensen en relevante andere diersoorten en aan houderijomstandigheden en dat ze soorteigen gedrag kunnen leren en uitvoeren. Ook dit is iets waar u als koper op kunt letten bij het vinden van een betrouwbaar verkoopadres.

Het besluit kunt u in zijn geheel hier terugvinden.

Huis- en hobbydierenlijst

Onder de Wet Dieren valt ook de regelgeving m.b.t. een 'huis- en hobbydierenlijst zoogdieren' (ook bekend als 'positieflijst'). Alleen zoogdieren die op deze lijst staan, mogen als huisdieren worden gehouden. Dieren die zich minder goed lenen om te worden gehouden, kunnen dus worden verboden als huisdier door ze niet op de lijst te plaatsen. De bedoeling van het ministerie is om ook voor andere diergroepen dergelijke lijsten op te stellen. Meer informatie leest u op de website van RVO.

Alarmnummer 144

In Nederland is een landelijk alarmnummer voor dieren in nood en dierenmishandeling ingesteld: 144. Het meldpunt 144 is ondergebracht bij de Landelijke Eenheid van de nationale politie. De alarmcentrale werkt samen met diverse organisaties om de melding goed af te handelen. Zo kan de melding worden doorgezet naar bijvoorbeeld de politie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) of de Landelijke Inspectiedienst Dierenwelzijn (LID). Meer hierover leest u in ons artikel over Dierenmishandeling en -verwaarlozing op de algemene website.